- " Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren " Lukas 11 vers 28
En wie is er willig, heden zijn hand de HEERE te vullen?
1 Kronieken 29: 5b
De HEERE heeft Zijn goedkeuring gegeven. Er mag voor Zijn Naam een huis worden gebouwd. Op de plaats die Hij Zelf verkoren heeft om daar te wonen (23:25). David had graag de tempel willen bouwen. Hij was zo vervuld met Gods liefde, zodat deze liefde moest worden beantwoord met wederliefde. En die liefde kwam tot uitdrukking in zijn begeerte om een huis voor de HEERE te bouwen. Alleen, hij mocht dat niet doen! Zijn zoon Salomo moest dat werk ter hand nemen. Het is alsof de HEERE aan David laat zien het eeuwigdurende karakter van zijn koningshuis. En daarmee het eeuwigdurende van Zijn Koningshuis. ‘En het zal geschieden als uw dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen (17: 11)’. Wat een wonder dat de Heere instaat voor Zijn eigen werk en Zijn Woord bevestigt!
David mag de tempel niet bouwen. Maar dit betekent niet dat hij zijn handen ervan aftrekt. Integendeel, hij treft tal van voorbereidingen. Hij zorgt dat er een plaats is waar kan worden gebouwd en hij zorgt dat de materialen worden voorbereid. Hiervoor moeten tal van mensen worden gemobiliseerd en aangestuurd. Hij regelt dat er voldoende mankracht en hulp is voor Salomo. Maar ook de toekomstige dienaars in de tempel stelt hij vast aan. David kan nauwelijks wachten totdat de tempel gereed is. Wat een ijver! En wat een toewijding. En dat wil hij ook overbrengen op het volk. Het werk is groot. En hij verwacht dat het hele volk de schouders eronder zet. Naast al hetgeen hij al heeft gedaan en gegeven, gaat hij ook nog goud en zilver geven. Voor het gereedschap in de tempel en ook om de wanden te overtrekken. Zo gaat David het volk voor! En dan komt zijn vraag: En wie is er willig, heden zijn hand de HEERE te vullen? Een merkwaardige vraag! Wie is er nu niet gewillig om zijn hand te vullen? Wie is niet bereid om zijn handen te vullen? Wie is er niet gewillig om zijn zakken te vullen?
In de Statenvertaling is duidelijk te zien dat hier in de grondtaal een bijzondere uitdrukking wordt gebruikt. Het gaat er niet alleen om of wij bereid zijn om een gave te geven. De vraag is of wij bereid zijn onze handen de HEERE te vullen. Dit ziet op het vuloffer. Het vuloffer werd gebracht voor de priester als hij werd ingewijd in de priesterdienst. Nadat er een schuldoffer en een brandoffer was gebracht, werd vervolgens het vuloffer bereid (zie Ex. 29). Het bloed van het offerlam werd op het rechteroor, de rechterduim en de grote teen van de rechtervoet van de priester gedaan. Op zijn oor, opdat hij zou horen naar de stem van God. Dat hij niet naar zijn eigen stem of die van andere mensen zou luisteren. Het bloed op zijn rechterhand was opdat zijn handelen in overeenstemming zou zijn met de wil van de Heere. En opdat heel zijn wandel met de Heere zou zijn, werd het bloed ook aan zijn voet gedaan. Het vuloffer wordt ook wel genoemd het toewijdingsoffer. De priester werd zo volledig toegewijd aan de dienst van de Heere. En David gebruikt dit beeld, dat een bekend beeld was voor iedere Israëliet, om mensen bij de bouw van de tempel te betrekken. Zijn vraag is dus: Wilt u zich wijden aan de dienst van de Heere? Met ge- heel uw leven? Met oren, handen en voeten?
Bent u heden willig? Hij vraagt niet of u het wel eens geweest bent of dat u het misschien nog een keer wordt, maar bent u nú gewillig? Bent u toegewijd aan Zijn dienst? Bereid om uw leven als een levend dankoffer aan de Heere en Zijn dienst te offeren? Dat is het antwoord van de Heidelbergse Catechismus als in zondag 12 wordt gevraagd: Maar waarom wordt gij een Christen genaamd? Mijn leven Hem offeren. Er is een offer mee gemoeid. Het kost mijn hele leven. Mijn eigen wil, vlees, gedachten, mening, gevoel, ja mijn eigen ik!
Wij zijn niet zo gewillig. Dat denken wij vaak wel. Wij denken dat we wel bekeerd willen worden, maar dat de Heere het niet wil … Een gruwelijke gedachte! Het is de geopenbaarde wil van de Heere dat alle mensen zalig worden (1 Tim. 2: 4). Wij weten en zien echter dat niet alle mensen zalig worden! Aangrijpend. Zo tegen Zijn wil in te gaan. Dat is opstand, rebellie! En daarom komt deze vraag nu tot u en jou: bent u gewillig om u aan de Heere toe te wijden? Aan Zijn dienst? Aan Zijn Woord? Aan Zijn geboden? Ook na ontvangen genade?
Dan kunnen we niet anders erkennen: schuld en nog eens schuld! De Heere ziet zo graag dat u dat voor Hem belijdt en dat u met al uw zonde en schuld de toevlucht neemt tot Christus. Zondaren zijn bij Hem welkom. Hij is niet gekomen voor keurige mensen die het allemaal op orde hebben en die precies weten hoe het moet. Maar voor zondaren die niet anders kunnen dan het steeds weer verzondigen.
Weet u niet hoe het moet om u aan Hem toe te wijden? Dan mag ik u wijzen op het grote vuloffer dat is gebracht op Golgotha. Dit offer is steeds weer nodig. Christus heeft Zich volledig toegewijd aan de wil van Zijn Vader. Zijn bloed, uit de huid geperst door de doornenkroon op Zijn hoofd, is op Zijn oor gelopen. Zijn bloed, door de nagels aan het kruis, gegaan over Zijn rechterhand en rechtervoet. Het volkomen vuloffer! Wie is er willig, heden zijn hand de HEERE te vullen? Ik onwillig, maar Hij gewillig! Door dat wonder werd David gedreven. Dat was de liefde waarmee hij was vervuld en wat hem dreef. Daarom stelde hij deze vraag aan het volk. En daarmee aan u en aan jou!
Ds. R. van de Kamp, Opheusden